Multicourt is een sport- of speeltoestel dat uitsluitend functioneert met behulp van fysieke kracht van de mens en is vergunningvrij; diverse gerealiseerde activiteiten kunnen aangemerkt worden als ‘sport’ in de zin van het bestemmingsplan.

Casus

Eisers hebben het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) verzocht om handhavend op te treden tegen de aanleg en opening van Vitaal Hanzepark, onder meer vanwege strijd met de geldende bestemming. Het college heeft het verzoek om preventief handhavend op te treden afgewezen, omdat van een klaarblijkelijke dreiging, als bedoeld in artikel 5:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), niet is gebleken. Met de beslissing op bezwaar zijn de bezwaren van eisers kennelijk ongegrond verklaard.

Eisers zijn het niet eens met de beslissing op bezwaar en hebben beroep ingesteld bij de rechtbank en verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Rechtsvragen

1. Kunnen de derde-partijen worden aangemerkt als belanghebbenden?
2. Is sprake van een overtreding of een klaarblijkelijke dreigende overtreding van het bestemmingsplan?
a. Is voor het multicourt een omgevingsvergunning voor het bouwen benodigd?
b. Vallen die activiteiten, die zijn gerealiseerd, binnen ‘sport’ in de zin van het bestemmingsplan?

Uitspraak

1. De voorzieningenrechter stelt vast dat de ontwikkeling van Vitaal Hanzepark een samenwerkingsverband is van meerdere verenigingen die gebruikmaken van het huidige sportpark en de Stichting Perspectief. Deze verenigingen huren ook allemaal een deel van het sportpark van de gemeente en daarnaast heeft de voetbalvereniging op haar naam dan wel op naam van de daarboven hangende Stichting Hanzepark, subsidie voor Vitaal Hanzepark aangevraagd.
Nu er geen overkoepelende stichting is die de belangen van Vitaal Hanzepark behartigt, dienen alle afzonderlijke verenigingen die deelnemen aan het samenwerkingsverband Vitaal Hanzepark te worden aangemerkt als belanghebbenden. Immers, als een last onder dwangsom zou moeten worden opgelegd om de ontwikkeling van Vitaal Hanzepark en de in dat kader georganiseerde activiteiten te staken, zal deze mogelijk aan alle genoemde partijen kunnen/moeten worden opgelegd om een einde te kunnen maken aan de strijdige activiteiten. Indien bijvoorbeeld slechts aan een van deze partijen een last onder dwangsom zou worden opgelegd, zouden de andere partijen nog kunnen doorgaan met het organiseren van activiteiten.

2. Uit vaste rechtspraak volgt dat bij overtreding van een wettelijk voorschrift in beginsel handhavend dient te worden opgetreden (beginselplicht tot handhaving). Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Verder volgt uit vaste rechtspraak dat ingevolge artikel 5:7 van de Awb een herstelsanctie kan worden opgelegd, zodra het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt. Uit deze laatste bepaling volgt dat een besluit tot het opleggen van een preventieve last onder dwangsom slechts kan worden genomen als zich een gevaar voordoet van een overtreding van een concreet bij of krachtens de wet gesteld voorschrift die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden, indien die overtreding in het besluit kan worden omschreven met die mate van duidelijkheid die uit een oogpunt van rechtszekerheid is vereist. Een preventieve last onder dwangsom kan derhalve slechts worden opgelegd als het een nieuwe, nog niet gepleegde overtreding betreft. Deze aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden ontleend aan de omstandigheid dat voorbereidingshandelingen verricht worden of voornemens, waaruit het overtreden van voorschriften afgeleid kan worden, kenbaar worden gemaakt.
Ter zitting is gebleken dat inmiddels al een aantal plannen zijn gerealiseerd, waaronder de bouw van een calisthenics parcours, met onder meer als onderdeel een klimwand, twee jeu-de-boulesbanen, een beweegtuin voor ouderen en een multicourt.
De voorzieningenrechter stelt vast dat een multicourt een bouwwerk is waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, tenzij het bouwwerk vergunningsvrij is. Het bouwwerk moet dan in dit geval voldoen aan artikel 3, vierde lid, van Bijlage II bij het Bor. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dat het geval is. Het multicourt is een sport- of speeltoestel dat uitsluitend functioneert met behulp van de fysieke kracht van de mens. Ter vergelijking zij gewezen op een uitspraak van de Afdeling van 8 oktober 2008, waarin over voetbaldoelen gelijkluidend is geoordeeld (ECLI:NL:RVS:2008:BF7240). Nu het multicourt niet hoger is dan 4 meter, wordt voldaan aan de vereisten van voornoemd artikel en kan het multicourt dus zonder omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen worden gerealiseerd. In zoverre is er dan ook geen sprake van een overtreding.
Vaststaat dat het bestemmingsplan geen definitie bevat van het begrip ‘sport’. De voorzieningenrechter volgt eisers niet dat uit de toelichting bij het bestemmingsplan volgt dat een beperkte betekenis aan sport op deze locatie moet worden toegekend. In de toelichting is de huidige stand van zaken in de spoorzone toegelicht en niet wat er volgens het bestemmingsplan mogelijk is. Met de toelichting uit het bestemmingsplan wordt het begrip ‘sport’ dan ook niet uitgelegd, maar wordt enkel de feitelijke situatie op dat moment weergegeven.
Nu het begrip ‘sport’ in het bestemmingsplan niet is gedefinieerd en ook uit de toelichting niet blijkt wat hieronder moet worden verstaan, zoekt de voorzieningenrechter voor de uitleg van dit begrip daarom aansluiting bij de betekenis in het normale spraakgebruik. Uit de Van Dale volgt dat onder ‘sport’ moet worden verstaan: allerlei lichamelijke oefeningen en ontspanning waarbij vaardigheid, kracht en inzicht vereist worden. Gelet op deze definitie ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat de onder 6.2 genoemde activiteiten die reeds zijn gerealiseerd, zijnde het calisthenics parcours, twee jeu-de-boulesbanen, een beweegtuin voor ouderen en het multicourt, niet als sport moeten worden aangemerkt. Uit het bestemmingsplan volgt ook niet dat de gemeente het begrip ‘sport’ op deze locatie heeft willen beperken tot enkel sport in de vorm van voetbal en atletiek, dan wel dat op die locatie alleen sport beoefend mag worden door de leden van de verenigingen die zich op de locatie bevinden. In zoverre is er dan ook geen sprake van strijd met het bestemmingsplan, zodat het college niet bevoegd is handhavend op te treden.
Eisers voeren ook aan dat sprake is van strijd met het bestemmingsplan omdat het geheel aan activiteiten dat met Vitaal Hanzepark wordt beoogd en de afzonderlijke activiteiten die die Vitaal Hanzepark wil gaan organiseren op het sportpark, niet passen binnen de bestemming ‘Sport’ en dat daardoor functiemening ontstaat. Eisers hebben deze informatie voornamelijk uit plannen van Vitaal Hanzepark, die te vinden zijn op internet en uit informatie over de subsidieverstrekking aan Vitaal Hanzepark, die zij hebben gekregen van de Provincie Gelderland. Het gaat hierbij onder meer om activiteiten als het kijken en maken van theatervoorstellingen (in het nog te bouwen openluchttheater), huiswerkbegeleiding, samen koken/samen eten, taallessen voor vluchtelingen en vrijwilligerswerk voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of mensen met een beperking of met psychische problemen. Uit deze stukken blijkt echter niet dat deze activiteiten op korte termijn zullen gaan plaatsvinden of zullen worden georganiseerd. Ter zitting hebben de deelnemende verenigingen in Vitaal Hanzepark hierover verklaard dat zij voorlopig ook deze activiteiten niet zullen gaan realiseren en dat zij beseffen dat op het sportpark alleen sportactiviteiten mogen plaatsvinden, zonder dat daarvoor een omgevingsvergunning nodig is.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de voorzieningenrechter vooralsnog geen sprake van gevaar voor een klaarblijkelijke dreigende overtreding ten aanzien van de activiteiten die eisers hebben benoemd, zodat er geen reden is voor het college om preventief handhavend op te treden. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat in de plannen van Vitaal Hanzepark geen datum of tijdspad is opgenomen. Nu de deelnemende verenigingen hebben aangegeven dat geen concrete plannen bestaan voor de organisatie van deze activiteiten, kan niet worden gezegd dat sprake is van een klaarblijkelijk dreigende overtreding. De voorzieningenrechter ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat het college het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Uit het bestreden besluit blijkt wat het college heeft onderzocht en waarom het geen reden heeft gezien om preventief handhavend op te treden. Het college heeft in het bestreden besluit kenbaar betrokken wat eisers in hun bezwaarschrift hebben aangevoerd.

Rechtelijke Instantie : Rechtbank Gelderland
Datum Uitspraak : 29-09-2022
Eclinummer : ECLI:NL:RBGEL:2022:5556
Ruud Veenhof