De effecten van het plan op de hittestress zijn voldoende onderzocht. In het onderzoek mocht worden uitgegaan van een oostelijke windrichting en uit het onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een onaanvaardbare toename van hittestress.

Casus

Bij besluit van 22 juni 2021 heeft de raad van de gemeente Eindhoven het bestemmingsplan ‘Lichthoven fase 1 (kavel A)’ vastgesteld. Het plan voorziet in de bouw van een kantoorgebouw met een bouwhoogte van ongeveer 51 m. Het gebouw bestaat uit elf verdiepingen met een oppervlakte van ongeveer 14.000 m2 bruto vloeroppervlakte en een half verzonken kelder van ongeveer 700 m2 bvo. Op de begane grond van het gebouw zal een commerciële functie van maximaal 500 m2 worden gerealiseerd. De eerste tot en met de elfde verdieping van het gebouw worden ingevuld met een kantoorfunctie van totaal 13.650 m2 bvo. Tot slot bevindt er zich op de elfde verdieping een dakterras aan de zijde van het Stationsplein. Deze ruimte behoort tot het kantoor en kan worden gebruikt voor een ondergeschikte horecafunctie. Het plangebied wordt begrensd door het Stationsplein aan de voorzijde van het centraal station van Eindhoven, het spoor en The Student Hotel.

Appellanten betogen onder andere dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de effecten op de hittestress als gevolg van de beoogde ontwikkeling. Zij stellen dat de hittestress in onaanvaardbare mate zal toenemen als gevolg van de verschillende ontwikkelingen in de omgeving en vrezen voor gezondheidsrisico’s en een slechte nachtrust. Daarnaast zijn de cumulatieve effecten van deze ontwikkelingen ten onrechte niet onderzocht, terwijl dat voor de ontwikkelingen aan de noordzijde van het Stationsgebied wel is gedaan. Dit geldt volgens appellanten te meer, omdat er aan de achterzijde van hun appartementen ook hoogbouw zal worden gerealiseerd. Verder is aangevoerd dat de realisatie van groen onvoldoende effect zal hebben op de gevolgen van de beoogde ontwikkeling op de hittestress.

Rechtsvraag

Heeft de raad voldoende onderzoek laten verrichten naar de effecten op de hittestress vanwege de geplande ontwikkeling?

Uitspraak

De raad is van oordeel dat de gevolgen voor de hittestress voldoende zijn onderzocht. In de nota van zienswijzen staat dat er een inrichtingsplan voor de openbare ruimte wordt opgesteld waarmee een bijdrage wordt geleverd aan het voorkomen van hittestress, omdat het inrichtingsplan meer groen omvat dan waar in de bestaande situatie sprake van is. De raad heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat het plan in overeenstemming is met het gemeentelijke beleid met betrekking tot klimaatadaptatie, waar hittestress een onderdeel van uitmaakt en verwijst daarbij naar de plantoelichting. Verder stelt de raad dat de uitvoering van het inrichtingsplan is geborgd door middel van de voorwaardelijke verplichting in de planregels. Wat de cumulatieve effecten voor de hittestress betreft, stelt de raad dat deze cumulatieve effecten nader zijn beschouwd in de geactualiseerde cumulatienotitie van Witteveen+Bos van 24 januari 2022. Daaruit blijkt dat de herinrichting van de zuidzijde van het Stationsgebied een kleine invloed heeft op de hittestress in het projectgebied en de directe omgeving. Het gaat daarbij zowel om positieve als negatieve effecten. De herinrichting leidt over het algemeen tot een afname van hittestress in het projectgebied. Zo daalt de gevoelstemperatuur op het Stationsplein, de Stationsweg en in de openbare ruimte tussen de nieuwe gebouwen met 6 tot 13 °C. In de directe omgeving van het projectgebied stijgt de gevoelstemperatuur over het algemeen met 3 °C. Bij het centraal station en het gebied rond Piazza Center Eindhoven stijgt de gevoelstemperatuur met 6 °C. De oorzaak van de stijging is de windreductie. Doordat de wind in het model oostelijk is, heeft dit een effect op het gebied ten westen van het projectgebied. Verder heeft de herinrichting van de zuidzijde van het Stationsgebied een beperkt effect op hitte gerelateerde gezondheidsrisico’s door langdurige blootstelling aan hitte, omdat het aantal warme nachten per jaar met 1 toeneemt en de etmaalgemiddelde temperatuur daalt met 0,2 °C. Naast de toename van bebouwing is er ook een toename van vegetatie, schaduw en water ten opzichte van de bestaande situatie, waardoor de positieve en negatieve effecten grotendeels worden afgevlakt, aldus de raad.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad de gevolgen voor de hittestress voldoende onderzocht. Anders dan appellanten betogen, zijn ook de cumulatieve effecten van de verschillende ontwikkelingen op de hittestress aan de hand van gevoelstemperatuur en het stedelijk hitte-eilandeffect op afdoende wijze geanalyseerd in de geactualiseerde cumulatienotitie. Met betrekking tot het betoog van appellanten dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar hittestress, omdat er niet is gekeken naar scenario’s met andere windrichtingen dan een oostelijke windrichting, er niet is gekeken naar de effecten ter hoogte van hun balkons en antropogene factoren zoals verkeer niet in het onderzoek zijn betrokken, overweegt de Afdeling als volgt. In de geactualiseerde cumulatienotitie is toegelicht dat het model uitgaat van een oostelijke windrichting. Oostenwind komt weliswaar relatief weinig voor in Nederland, maar het zijn wel vaak de dagen met de grootste hitte. Door appellanten is niet onderbouwd waarom bij de beoordeling van de cumulatieve effecten niet van deze windrichting mocht worden uitgegaan. Voorts heeft de raad ter zitting toegelicht dat de conclusies van het onderzoek naar hittestress niet beperkt zijn tot de situatie op maaiveldniveau, maar zien op het totale plaatje, en dus ook op de balkons van appellanten. Het is bijvoorbeeld niet zo dat groenvoorzieningen alleen een verkoelend effect hebben op maaiveldniveau. Daarnaast heeft de raad ter zitting toegelicht dat antropogene factoren niet zijn meegenomen in het model, omdat er op dit moment geen parametrisaties – eenvoudig gezegd: formules – bestaan om antropogene warmtebronnen voor Nederland in kaart te brengen. Het is daarom nog niet mogelijk om de antropogene factoren mee te nemen in het onderzoek naar de effecten op de hittestress.

Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar hittestress. Met de geactualiseerde cumulatienotitie zijn de effecten op de hittestress voldoende inzichtelijk gemaakt. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt mogen stellen dat er geen sprake is van een onaanvaardbare toename van hittestress. De enkele niet onderbouwde stelling dat de realisatie van groen onvoldoende effect heeft, is onvoldoende voor een ander oordeel. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad het belangrijk vindt dat er voldoende groen wordt gerealiseerd en daarom in artikel 3.3.5 van de planregels heeft opgenomen dat het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming ‘Gemengd’ slechts is toegestaan indien het inrichtingsplan wordt gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. Voor zover appellanten betogen dat er ten onrechte geen stresstest voor hitte is uitgevoerd, terwijl in het Deltaplan Ruimtelijke Adaptie is afgesproken dat alle overheden uiterlijk in 2019 een stresstest zouden uitvoeren, overweegt de Afdeling dat het uitvoeren van een stresstest niet een voorwaarde is voor het vaststellen van het voorliggende bestemmingsplan.

Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 30-11-2022
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2022:3519
Gijsbert Keus