Verwijzing naar parkeernota. Het veranderen van het gebruik kan niet afhankelijk worden gesteld van de uitoefening van een bevoegdheid als bedoeld in artikel 3.1.2, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro.

Casus

Bij besluit van 25 januari 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van ’s-Hertogenbosch een wijzigingsplan vastgesteld dat de vestiging mogelijk maakt van een verhuurbedrijf van mobiele staloplossingen voor de paardensector. In de planregels is onder andere bepaald dat het verboden is de in de desbetreffende bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten wanneer vaststaat dat onvoldoende parkeergelegenheid voor auto’s wordt gerealiseerd. Bij wijziging van de bedrijfsvoering dient te worden voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Parkeernormering 2016. In de planregels is verder in artikel 3.5, onder d, bepaald dat als de beleidsregels wijzigen, met die wijziging rekening wordt gehouden.

Een agrarisch bedrijf dat in de buurt van de locatie voor het verhuurbedrijf is gevestigd, vreest voor een beperking van de bedrijfsvoering. Appellante stelt onder andere dat niet wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernota. De onderbouwing in de toelichting schiet volgens appellante tekort waar het de gevolgen betreft van wijzigingen in het gebruik voor de parkeerbehoefte. Artikel 3.5 van de planregels, dat betrekking heeft op het voorgenomen gebruik, is volgens appellante daarom rechtsonzeker.

Rechtsvraag

Kan in de planregels worden bepaald dat bij wijziging van een bedrijfsvoering van een bedrijf dient te worden voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de gemeentelijke parkeernota, waar in de planregels naar wordt verwezen?

Uitspraak

Ingevolge artikel 3.1.2, tweede lid, aanhef en onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) kan een bestemmingsplan ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening regels bevatten waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid, afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels.

Ingevolge artikel 3.5, onder c, van de planregels is het verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten, wanneer vaststaat dat onvoldoende parkeergelegenheid voor auto’s wordt gerealiseerd. Overeenkomstig de bedrijfsvoering zoals omschreven in de toelichting dient te worden voorzien in vijf parkeerplaatsen. Bij wijziging van de bedrijfsvoering dient te worden voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Parkeernormering 2016. Artikel 3.5, onder d, bepaalt dat als de beleidsregels wijzigen, met die wijziging rekening wordt gehouden.

De Afdeling ziet aanleiding voor het oordeel dat artikel 3.5, onder c en d, van de planregels in strijd met artikel 3.1.2, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro is vastgesteld, voor zover het regelt dat ook bij het veranderen van gebruik in voldoende parkeeraccommodatie dient te worden voorzien, overeenkomstig de parkeernormen die zijn of nog kunnen worden vastgesteld door de raad en die momenteel zijn vervat in de als beleidsregel aan te merken Parkeernota. Anders dan bij het oprichten van gebouwen, voor welke activiteit in beginsel een omgevingsvergunning dient te worden verleend, is het veranderen van het gebruik niet afhankelijk van de uitoefening van een bevoegdheid als bedoeld in artikel 3.1.2, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 9 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1578. Het college had de uitleg van het begrip ‘onvoldoende parkeergelegenheid’ in artikel 3.5, onder c, van de planregels dan ook niet afhankelijk mogen stellen van de bedoelde beleidsregel, voor zover het gaat om het veranderen van het gebruik.

Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 11-10-2023
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2023:3769
Gijsbert Keus