Een feitelijk aanwezige situatie die onder het overgangsrecht van een bestemmingsplan is toegestaan, kan als referentiesituatie worden gehanteerd in het kader van de Wet natuurbescherming.

Casus

De raad van de gemeente Midden-Groningen heeft het bestemmingsplan ‘Partiële herziening Woongebieden’ vastgesteld. Het bestemmingsplan voorziet in het juridisch-planologisch kader voor onder andere een bestaande jachthaven en een bestaande discotheek. Omdat dit gebruik al onder het overgangsrecht van het voorgaande bestemmingsplan viel, heeft de raad dit gebruik positief bestemd. Een coöperatie van een nabijgelegen recreatie-bungalowpark heeft aangegeven dat voor het opnemen van deze functies in het bestemmingsplan een plan(mer-)beoordeling en passende beoordeling gemaakt hadden moeten worden.

Rechtsvraag

Valt het gebruik dat op grond van het overgangsrecht van een bestemmingsplan plaatsvindt, aan te merken als een feitelijke planologisch legale situatie en daarmee als de referentiesituatie in de zin van de Wet natuurbescherming (Wnb)?

Uitspraak

In eerdere uitspraken heeft de Afdeling geoordeeld dat voor bestemmingsplannen geldt dat het als zodanig bestemmen van een feitelijk aanwezige situatie die onder de beschermende werking van het overgangsrecht van het voorheen geldende plan valt, voor de toepassing van de artikelen 2.7, eerste lid, en 2.8, derde lid, van de Wnb wordt aangemerkt als een (nieuwe) ruimtelijke ontwikkeling. Een dergelijk gebruik wordt niet als planologisch legaal aangemerkt (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1371, onder 9.2). De Afdeling ziet thans aanleiding om daarover anders te oordelen.

Ook aan de beschermende werking van planologisch overgangsrecht kan een referentiesituatie worden ontleend die kan worden beschouwd als de feitelijke, planologisch legale situatie voorafgaand aan de vaststelling van het betreffende bestemmingsplan. Het gebruik dat met het vast te stellen bestemmingsplan als zodanig wordt bestemd, moet dan wel overeenkomen met het gebruik dat eerder onder het planologisch overgangsrecht was toegestaan en feitelijk aanwezig is. Een dergelijk gebruik zou ook zonder dat daarvoor een planologische toestemming is vereist, onder de beschermende werking van het planologisch overgangsrecht kunnen worden voortgezet. In zoverre voorziet een bestemmingsplan dan ook niet in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. Hiermee wordt aangesloten bij de rechtspraak over de zogenoemde beweidings- en bemestingszaken onder de Wnb (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 21 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3886, onder 9.1).

Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 01-11-2023
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2023:4048
Sybren Koopmans