Representativiteit van het referentiejaar voor bepaling omzetderving.

Casus

[Appellant] heeft op 27 december 2017 het college verzocht om nadeelcompensatie voor schade die voortvloeit uit omzetderving door (weg)werkzaamheden in het kader van de herontwikkeling van het centrum van Almelo.

Thorbecke heeft de schade berekend over de periode begin 2016 (aanvang van de werkzaamheden) tot en met juli 2017 (de beëindiging van de onderneming).

Appellant acht de door Thorbecke gehanteerde referentieperiode, het jaar 2015, niet representatief. In 2015 waren er werkzaamheden in en om het centrum van Almelo. Deze werkzaamheden maakten deel uit van de totale herinrichting van het centrum, zoals opgenomen in het Binnenstadplan Almelo. Ook waren er werkzaamheden in het complex de Havenpassage, waarin het bedrijf van [appellant] was gevestigd. Thorbecke heeft door uit te gaan van 2015 als referentiejaar de normomzet onjuist bepaald.

Thorbecke wijst op werkzaamheden in het complex de Havenpassage waarin het bedrijf van [appellant] was gevestigd, samen met andere ondernemingen. Thorbecke acht het zeer aannemelijk dat die werkzaamheden van invloed waren op de omzet in 2015. Omdat deze schadeoorzaak geen zuiver publiekrechtelijke oorzaak is, dient deze daarom buiten beschouwing te blijven volgens Thorbecke voor de vraag of 2015 een in voldoende mate representatief referentiejaar is.

Rechtsvraag

Is bij de bepaling van de omzetderving als gevolg van door of in opdracht van de gemeente uitgevoerde, rechtmatige werkzaamheden in de periode begin 2016 tot en met juli 2017 uitgegaan van de juiste referentieperiode?

Uitspraak

De Afdeling is van oordeel dat Thorbecke daarmee niet onderkent dat het gaat om de vraag of de omzet van het bedrijf van [appellant] in 2015 representatief is voor de omzet in 2016 en 2017. Daarbij is niet van belang of deze werkzaamheden in 2015 privaatrechtelijk en/of publiekrechtelijk van aard zijn. Evenmin is van belang dat, zoals Thorbecke stelt, er geen recht is op nadeelcompensatie voor schade als gevolg van die niet-publiekrechtelijke werkzaamheden. Dit betekent immers niet dat deze werkzaamheden de representativiteit van de omzet over 2015 voor de normomzet over 2015/2016 niet kunnen aantasten.

Ter zitting heeft het college toegelicht dat de bewuste werkzaamheden in het pand zich ook uitstrekten over geheel 2016 en 2017 en over die jaren een vergelijkbare negatieve invloed hadden op de omzetontwikkeling als in 2015 en daarom niet afdoen aan 2015 als representatief referentiejaar. Deze stelling is in het advies en ook ter zitting niet onderbouwd of inzichtelijk gemaakt. In het advies van Thorbecke ontbreekt een beschrijving van de exacte duur van deze werkzaamheden in het pand en een beoordeling of deze of vergelijkbare werkzaamheden in 2016 of 2017 (steeds) een vergelijkbare invloed op de omzetontwikkeling van het bedrijf van [appellant] hebben gehad.

De Afdeling is van oordeel dat [appellant] dit betoog terecht heeft voorgedragen. De schadeloosstelling betekent niet dat schadeveroorzakende ontwikkelingen in de Havenpassage geen rol spelen voor de keuze van 2015 als referentiejaar. Ook overigens heeft Thorbecke de relevantie van dit vonnis voor de keuze van een referentieperiode niet duidelijk gemaakt.

Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 27-09-2023
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2023:3623
Odile Scholte