Beslissing op verzoek om gebruiksruimte te reserveren is een besluit in de zin van de Awb.

Casus

Eiseres heeft gronden in eigendom en enkele aangrenzende percelen in erfpacht van de gemeente. Een projectontwikkelaar heeft een verzoek om reservering van gebruiksruimte ingediend bij het college van burgemeester en wethouders (het college). Hierna heeft de ontwikkelaar een gewijzigd verzoek ingediend. Dit in het kader van een bouwplan voor de gronden die in eigendom en erfpacht zijn bij eiseres.

Ter plaatse van de locatie geldt het ‘Omgevingsplan Binckhorst’. Dit is een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, vastgesteld op grond van artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet en artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet. Aan de locatie is de bestemming ‘Transformatiegebied’ toegekend. Artikel 5 van de planregels regelt de toedeling van gebruiksruimte. Hierbij geldt als hoofdregel dat gebruiksruimte voor een project wordt toebedeeld op het moment dat voor dat project een omgevingsvergunning wordt verleend. Vooruitlopend op deze toedeling van gebruiksruimte, wordt gebruiksruimte gereserveerd op het moment dat de aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt ingediend. Voorafgaand aan het indienen van deze aanvraag kan gebruiksruimte worden gereserveerd onder de voorwaarden die in artikel 5.3 van het bestemmingsplan zijn vastgelegd.

Het college heeft het verzoek om reservering van gebruiksruimte afgewezen, omdat niet wordt voldaan aan een van de voorwaarden van artikel 5.3. Naar het oordeel van het college is namelijk geen sprake van een rechtsverhouding met of overeenkomst tot de kadastrale percelen.

Rechtsvragen

1. Betreft de beslissing op het verzoek om reservering van gebruiksruimte een besluit in de zin van de Awb?
2. Is de Crisis- en herstelwet (Chw) van toepassing op deze procedure?
3. Heeft het college terecht geoordeeld dat niet aan de voorwaarde van artikel 5.3 is voldaan?

Uitspraak

1. De rechtbank is van oordeel dat de beslissing op het verzoek om gebruiksruimte aangemerkt moet worden als besluit in de zin van de Awb. In dit verband overweegt de rechtbank dat de beslissing om een reservering om gebruiksruimte toe te kennen aan een bepaalde verzoeker gevolgen kan hebben voor de rechtspositie van latere aanvragers om reservering van gebruiksruimte, dan wel een omgevingsvergunning. Deze beslissing is daarmee gericht op rechtsgevolg.
Verder is van belang dat de afwijzing van een verzoek om reservering van gebruiksruimte de initiatiefnemer een beoordeling van beschikbare gebruiksruimte op een eerder (en veelal voor hem gunstiger) moment wordt ontnomen. Dat is ook het geval indien later – bijvoorbeeld in een procedure tegen de weigering van de omgevingsvergunning – komt vast te staan dat het voorafgaande verzoek om reservering van gebruiksruimte ten onrechte is afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is het daarom aangewezen om tegen besluiten op een verzoek om reservering van gebruiksruimte bestuursrechtelijke rechtsbescherming open te stellen.

2. De Chw is niet van toepassing op deze procedure, omdat geen sprake is van een besluit dat krachtens enig wettelijk voorschrift is vereist ter uitvoering van een ontwikkeling op grond van het bestemmingsplan. Het is namelijk niet in het bestemmingsplan of elders voorgeschreven om eerst gebruiksruimte te reserveren alvorens een omgevingsvergunning te kunnen aanvragen.

3. Ten tijde van het verzoek beschikte de projectontwikkelaar nog niet over een zakelijk recht met betrekking tot de percelen, die in eigendom zijn bij de gemeente. Ook beschikte de ontwikkelaar niet over een overeenkomst met de gemeente over het gebruik van deze percelen. In het verweerschrift is nader toegelicht dat bij de gemeente als erfpachtgever de blote eigendom van de gronden blijft berusten. In dit geval is sprake van een aflopende erfpachtconstructie, waarbij de eigendom van de gronden in de (nabije) toekomst weer volledig bij de gemeente komt te berusten. Daarom moet vooraf duidelijk zijn of de gemeente – als eigenaar van de gronden – medewerking wil verlenen. Hierover bestaat nog geen duidelijkheid. De rechtbank vindt dit een redelijke uitleg van artikel 5.3 van de planregels. Het college heeft het verzoek om reservering van gebruiksruimte dan ook kunnen afwijzen.

Rechtelijke Instantie : Rechtbank Den Haag
Datum Uitspraak : 19-08-2022
Eclinummer : ECLI:NL:RBDHA:2022:8973
Ruud Veenhof